heer campert
je begint als dichter zoekt al snel een wilg
en dan de kat die je op de tramhalte
van het leidseplein een list verkoopt
maak er een verhaal van - powezie verbindt
t-is waar - de mensen raken snel verliefd op woorden
maar gulzig zijn ze heer ze willen altijd meer
schrijf af en toe een boek dat houdt ze even bezig
het gemene volk en dat u weer ruimte heeft en tijd
om te dichten en te feesten tot de flessen leeg
dan tikt u weer (u krijgt er al wat lol in) een volgend boek
zo zal het gaan tot in de eeuwigheid
jan mulder heeft het zelf gezegd
ml
licht van mijn leven
Het levenslicht zag ik in Den Haag
maar in Amsterdam, Van Eeghenlaan zeven,
te midden van dichters (Luceberts schaterlach,
Schierbeeks hikkende Boek Ik), zagen
mijn wóórden het licht
dat me niet meer verliet, trouw
door dik en dunner dan dik
nu zoveel jaren later
loop ik nog even door de straten
van datzelfde Amsterdam, tot
in een knipperend ogenblik
het leven me loslaten zal
laat me dan, dat moment gekomen,
opnieuw nog even
zweven boven het Stedelijk
dan verder al hoger
boven de bomen in het Vondelpark
waarna ik, mijn tijd opgeheven,
voor eeuwig uiteenval, me verenig
met het fijnstof van de stad,
met de spiegeling van het zonlicht
in het water van de gracht
en word meegenomen met de glimlach
en de dromen van het meisje
dat ik eens op een tramhalte zag
©r c
Geen opmerkingen:
Een reactie posten