Gisteren kreeg ik in Eijlders uit handen van Lisan Lauvenberg de Jantje van Leiden wisseltrofee uitgereikt.
Die trofee heb ik aan Aad opgedragen.
Ik had slechts wat steekwoorden bij me, maar het is me toch aardig gelukt de tekst te reproduceren:
Vorige week 11 februari overleed Adriaan Bontebal, ooit een van mijn beste vrienden.
Zonder hem zou ik hier helemaal niet staan. Het was Aad die mij aanspoorde de korte verhalen die ik ooit schreef, nog meer in te korten, te verdichten.
“Laat die korte verhaaltjes maar aan mij, jij moet powezie gaan schrijven en daarmee het podium op”. Ik kan daarom niet anders dan dit beeldje aan hem opdragen.
In de Groene van deze week noemt Erik Lindner Bontebal de Carmiggelt van de kraakbeweging, maar voor mij is hij eerder de Pierre Jansen van de literatuur.
Alles las hij, en je zou haast denken dat hij alles gelezen heeft; geen schrijver leek hem onbekend, van elke schrijver had hij wel een boek in huis, een huis dat door boeken gedragen wordt.
En had hij wat dubbel, een metertje Claus, twee planken Vestdijk, dan vroeg hij “Heb je nog ruimte in je fietstas? Hier neem mee”...slingerend ging ik dan met 20 kg boeken weer naar mijn eigen huis.
Aad wist van elke schrijver. Slechts eenmaal is het mij gelukt een boek aan hem cadeau te doen, waarvan hij zelf, schrijver en titel, nog nooit gehoord had...nota bene Gunther Kunert's
De teraardebestelling vond in alle stilte plaats.
Met Bontebal heb ik talloze Hagenezen uitgezwaaid, meestal niet zo geruisloos.
Nu is hij ons voorgegaan, het pad verkennen; de ganse Residentie heeft zich vrijdag rond het vuur geschaard, alleen ik was daar niet bij.
We hadden ruzie moet u weten.
Ingewijden weten van hoed en rand, de hoed heb ik thuis aan de kapstok gelaten...wat knaagt, onvermijdelijk, is de notie dat ik Bontebal nu niet meer kan zeggen dat hij in mijn hart nog altijd die vriend is, die hij altijd al was.
Aan jullie kan ik alleen maar zeggen dat als je in onmin leeft met iemand die je dierbaar was...is, ga er als de sodemieter heen en maak het goed.
Mij rest slechts het pad over het knekelveld, door de dood heen; daarom nu, in Eijlders nota bene, wat toepassselijks uit het werk van de oude bard.
de gedichten die ik voorlas uit het werk van Aad:
OVERLEVEN
(naar Roger McGough)
Iedere dag
denk ik aan de dood
Aan ziektes, aan honger
geweld, terreur en oorlog
het einde der tijden
Het weerhoudt me
van peinzen
POETRY PLUGGED
Dichtersavondjes
Zij slepen zich vaak voort
als de crematieviering
van een minder geliefd
familielid
waarbij zelfs de kist
het verdomd
vlam te vatten
SAVOIR VIVRE
Je hele leven
pitten
Stilzwijgend
sterven
En dan toch
een leuke
advertentie
in de krant
MIJN LAATSTE WENS
Als ik dood ben
wil ik worden
geplastificeerd
in vlammend rood
en worden bijgezet
tegen de
donkerblauwe wand
met de helgele spot
in de noordoosthoek
van de zitkuil
en een
overlijdensbericht
in Avenue
en VT/Wonen
© Adriaan Bontebal
De eerste twee gedichten komen uit 'Overleven met het
oorsmeer in de ketting'; de andere twee uit 'Een goot met uitzicht'
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten